Aan de oever van het Oer-IJ werd omstreeks 15 na Chr. een Romeins fort met haven gebouwd. De
archeologische resten hiervan zijn vanaf de jaren ’70 tot ’90 van de vorige eeuw opgegraven door
leden van de archeologische werkgroep Velsen en van de Vereniging van Vrijwilligers in de
Archeologie (AWN) in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam.
Het opmerkelijke aan de vindplaats is de hoeveelheid organische vondsten, met name van hout, die in de gunstige
conserverende omstandigheden bewaard is gebleven. Uit onder andere het havenbekken en de
waterputten zijn houten voorwerpen verzameld die ons een beeld geven van het alledaagse leven
van de fort bewoners, hun contacten met anderen en van de leefomgeving rondom het fort.
Dankzij recent onderzoek aan de houten voorwerpen hebben we nu meer kennis van hun specifieke functie,
de gebruikte houtsoorten en de voorkeur en als het gaat om de toepassing van specifieke soorten, en
over het ambachtelijke kennisniveau van de houtbewerkers. Een gevonden houten panfluit en een
staf van een centurio behoren tot de grote verrassingen van dit onderzoek.